Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want wij zullen [28]den dood sterven, en wezen als water, dat, ter aarde uitgestort zijnde, [29]niet verzameld wordt. [30]God dan zal de [31]ziel niet wegnemen, maar Hij zal [32]gedachten denken, dat Hij den [33]verstotene niet van [34]Zich verstote. 28. Hebreeuws, stervende sterven; te weten, indien Absalom niet wederkomt. Anderen verstaan deze en de volgende woorden van den natuurlijken dood, alsof zij zeide: Verhaast toch Absaloms dood niet, hij zal toch vroeg genoeg sterven, gelijk wij allen eens moeten sterven, en staan niet op voor den jongsten dag. 29. Dat is, niet weder kan bijeengebracht worden, als het op aarde weggegoten is. 30. Om zijns volks wil, opdat wij niet, van Absalom beroofd zijnde, na uw dood, zonder hoofd en beschermer zouden zijn en een roof onzer vijanden worden. 31. Of, heeft [zijne] ziel niet weggenomen; dat is, het leven van Absalom. Anders, en God zal geen persoon aannemen; te weten, dat iemand den dood zou ontgaan. 32. Dat is, en hij [te weten, de koning] zal gedachten denken, enz. middel beschikken, verschaffen, de zaak daarheen richten. Versta, opdat na zijn dood het rijk van een navolger moge voorzien zijn. 33. Absalom. 34. Zodat hij niet weder tot Gods volk zou komen.